“Het eerste wat ik vroeg op het moment dat ik hoorde dat ik een vorm van lymfeklierkanker had, was: ‘Ga ik nu dood?’ Ik was bang. De reacties van anderen herinner ik me ook nog goed. Ook hoe verschillend iedereen om me heen reageerde. De één zei nuchter dat het goed zou komen. Een ander wilde van het universum weten waarom mij dit moest overkomen. Ik besef nu dat het mooi en tegelijkertijd angstaanjagend is hoe verschillend mensen kunnen reageren. Al die emoties, die gevoelens mogen er zijn. Maar wat als het eventjes te veel is? Daar wil mijn hart even iets over schrijven.
Mijn hart klopte in mijn keel toen ik die vraag stelde. Toch wist ik diep van binnen het antwoord al. Ik zou niet doodgaan. Dat luchtte op. Ondanks alle brandende pijn in mijn buik kreeg ik een vredig gevoel in mijn lichaam. Nu trek ik soms nog steeds die ene pyjama met konijnenhoofdjes aan, die mijn moeder voor me kocht toen ik in het ziekenhuis lag. Het herinnert me aan dat vredige gevoel van weten dat je niet doodgaat, maar ook aan: wat je ook meemaakt, het hoe dan ook goed komt. Maar niet iedereen reageerde zo vredig (van binnen). Iemand liet me zelfs weten dat ze de ziekte liever zelf had willen krijgen of deze van me over wilde nemen, dit waren trouwens meerdere mensen. Een reactie van een oudere man op de polikliniek herinner ik me ook nog heel goed. Ik strompelde naar een leren “chemostoel” in de hoek van de zaal en de man bleef me met zijn ogen volgen. ‘Nee, dit kan niet! Ze is te jong!’ (…)”

Geef een reactie